LOADING

Mattijs van de Woerd

Bariton bij de muzikale ontdekplek in Amsterdam

Zanger in hart en nieren

Interview en tekst: Annie Oude Avenhuis - 9 maart 2016

Mattijs van de Woerd is een zanger in hart en nieren. 'Het leuke aan zingen is dat het vanzelf gaat.' Vanaf zijn 8ste zingt hij al in een jongenskoor. 'Ik doe iets met muziek dat andere mensen raakt.' Zingen noemt hij 'een atletische bezigheid.' Hij studeert met vlag en wimpel af. Met Frommerman zingt hij bij koningin Beatrix op het paleis. In 2001 wint hij de Vriendenkrans, een prijs van de Vrienden van het Concertgebouw.

Kinderkoor
Mattijs zingt in het kinderkoor van de kerk. Het is een sociaal gebeuren: alle vriendjes en vriendinnetjes zingen ook in het koor. Na een jaar ‘promoveert’ hij naar het Rotterdams Jongenskoor en maakt kennis met het koorwerk van de grote klassieke componisten. Zijn ouders zijn muziekliefhebbers: ze houden van popmuziek. Zijn  jongere broer Wouter komt ook in het jongenskoor zingen: beide doen ze al snel een stapje naar voren om solo te zingen. 'Met vijf jongens uit Overschie gingen we naar het koor: eerst werden we gebracht, later gingen we op de fiets.' Hij heeft nog een tijdje piano gespeeld, maar piano studeren bevalt hem niet. Ook probeert hij nog een drumstel en elektrische gitaar, maar dat is het ook niet. Hoe is hij toch zanger geworden?

Opera
Op het gymnasium luistert hij veel naar popmuziek. 'Van mijn krantenwijk kocht ik alle elpee's van Queen.' In die tijd zingt zijn broer Wouter mee in de 'Zauberflöte' in het muziektheater. 'Daardoor leerde ik het opera bedrijf van twee kanten zien: de wereldsterren óp het toneel met het orkest, maar ook het zij- en achter toneel. Een fascinerende wereld, vond ik het'. Hij realiseert zich dat je daar ook een beroep van kunt maken. Hij heeft geen idee wat hij wil gaan doen: een studie aan de universiteit? Zijn ouders stimuleren hem: 'ga eens voorzingen bij het conservatorium. Muziek is eigenlijk het enige wat je interesseert.' Dat is een gouden greep.

Opleiding tot zanger
Een nieuwe wereld gaat voor hem open op het conservatorium. Hij studeert bij Sylvia Schlüter en Margreet Honig: beide waren fantastische docenten voor hem. Als bariton krijgt hij een aantal maanden les van Maarten Koningsberger: 'ik kreeg een docent, die zélf ook bariton was.' Op de Opera Academie leert hij intensief Italiaans en krijgt een fysieke theatertraining. Hij moet rollen instuderen met orkest en schmink. 'Alles wat je zong, moest je in je lijf laten zien.' Hoe gaat het verder in zijn leven? Frommermann komt op zijn pad. 'Vijf mannen en een pianist' zouden eenmalig liedjes van de Comedian Harmonists zingen. Maandenlang hebben ze gerepeteerd op hele moeilijke muziek: ieder liedje werd zeer enthousiast ontvangen. Inmiddels hebben ze bij koningin Beatrix op het paleis gezongen. Mattijs schrijft zélf ook arrangementen voor Frommermann.

Splendor
'Mijn artistieke horizon is radicaal verbreed. Via Splendor kun je mensen mobiliseren om prachtige muziek te maken. Het ambachtelijke én intieme van muziek wordt weer zichtbaar.' Splendor is als een familie, een netwerk van musici en collega's. Het is een inspirerende werkruimte: voortdurend komen mensen elkaar tegen: fantastische ideeën ontstaan. Iedereen neemt zijn of haar verantwoordelijkheid voor de programmering. Componist Reza Namavar schreef een nieuw stuk voor Mattijs: 'voor Splendor doet hij dat, want Splendor heeft inmiddels een naam in de muziekwereld.'

Buurjongen met matrozenpak
'De overbuurjongen ging met een matrozenpakje de deur uit. Hij belde bij ons aan om een elpee met liedjes te verkopen. Ik heb mijn ouders gek gezeurd om die elpee te kopen. Hij bleek te zingen bij het Rotterdams Jongenskoor, dat je kunt vergelijken met de Wiener Sängerknaben. Dat wilde ik ook. Ik vond het heel erg mooi. Ik ben eerst toegelaten tot het opleidingskoor, daarna werd ik alt. Op dinsdagavond zongen we met de alten apart, op donderdag avond met het hele koor. Het ritme van beide dagen was een ontdekkingsreis. We zongen in de Scheepsbrug op het station in Rotterdam. Dat was een fantastische plek om te oefenen: waar vroeger de kombuis en de stuurhut van een schip zaten waren nu repetitieruimtes en een concertzaal. De dirigent vroeg om een ijzeren dicipline, soms ging dat heel ver. We zongen Bach, Händel, Mozart, Schubert en Vivaldi. Vijf jongens uit Overschie gingen samen naar de repetitie, het was een sociaal gebeuren. Het heeft heel veel indruk op me gemaakt: ik ken die stukken nog uit mijn hoofd. Het koor was als één grote familie. Muziek heeft mijn leven van jongs af aan gestuurd.'